Voor door ondernemers gebruikte bestelauto’s gelden andere tarieven voor de motorrijtuigenbelasting (mrb) dan voor personenauto’s. Om als bestelauto te worden aangemerkt dient een voertuig te voldoen aan een aantal eisen, die aan de laadruimte worden gesteld. De laadruimte moet zijn voorzien van een vlakke laadvloer. Als een vaste tussenwand ontbreekt tussen cabine en laadruimte geldt als uitgangspunt dat de laadruimte direct aanvangt achter de zitplaatsen voor de bestuurder en de bijrijder in de achterste stand.
Een ondernemer heeft om zijn bestelauto geschikt te maken voor het vervoer van rollen tapijt de dubbele passagiersstoel dwars achter de bestuurdersstoel in de laadruimte geplaatst, met de rugzijde tegen de zijwand. Volgens de Belastingdienst voldoet de auto daardoor niet meer aan de voorwaarden om als bestelauto te worden aangemerkt. Daarom heeft de Belastingdienst een naheffingsaanslag opgelegd met een boete van 100% van het nageheven bedrag. Volgens Hof Den Bosch wordt door de verplaatsing van de dubbele passagiersstoel naar de laadruimte niet meer voldaan aan de eis dat de laadruimte in haar geheel is voorzien van een vlakke laadvloer. Dat de totale laadruimte niet kleiner is geworden, dat achter de dubbele passagiersstoel een vlakke laadvloer resteert van ten minste 200 cm en dat het aantal te vervoeren personen niet is toegenomen, is volgens het hof niet van belang. Het hof is van oordeel dat het voertuig een personenauto is.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het hof gegrond verklaard voor zover het om de opgelegde boete gaat. Volgens de Hoge Raad heeft de ondernemer een pleitbaar standpunt ingenomen door geen aanvullende aangifte te doen in verband met de verplaatsing van de dubbele passagiersstoel.