Verhuurderheffing

aug 30, 2021 | Kantoornieuws

De verhuurderheffing is een belasting die wordt geheven van eigenaren van sociale huurwoningen. Dat zijn woningen met een huurprijs tot aan de liberalisatiegrens. Aanvankelijk gold de verhuurderheffing vanaf een aantal van tien sociale huurwoningen. Met ingang van 2018 is de drempel verhoogd tot 50 woningen. De verhuurderheffing is verschuldigd op 1 januari van het kalenderjaar. De belastingplichtige moet de belasting op aangifte voldoen. De inspecteur stelt de termijn voor het doen van aangifte zodanig vast dat deze niet eerder verstrijkt dan op 1 oktober van het betreffende kalenderjaar.

De verschuldigde verhuurderheffing mag worden verminderd met het in een op naam van de belastingplichtige afgegeven definitieve investeringsverklaring opgenomen bedrag aan heffingsvermindering. Deze verklaring moet een dagtekening hebben die ten hoogste drie jaren voor het heffingsjaar ligt of voor 1 oktober van het heffingsjaar zelf. De vermindering gaat niet verder dan tot nihil.

Een exploitant van onroerende zaken had in 2016 een door hem aangekocht oud bankgebouw min of meer noodgedwongen verbouwd tot 40 sociale huurwoningen, omdat voor de geplande verbouwing tot hotel geen vergunning werd verleend. Door de verbouwing en de verhuur werd de exploitant per 1 januari 2017 belastingplichtig voor de verhuurderheffing. Op 30 juni 2017 ontving de exploitant de uitnodiging om voor 1 oktober 2017 aangifte te doen. Hoewel hij niet beschikte over definitieve investeringsverklaringen, verwerkte hij toch de heffingsvermindering in de aangifte, mede omdat hij deze in 2018 niet zou kunnen verwerken door de hogere drempel voor de verhuurderheffing. De Belastingdienst accepteerde de vermindering niet en legde een naheffingsaanslag op met een verzuimboete.

Hof Arnhem-Leeuwarden zag geen aanleiding om de naheffingsaanslag te vernietigen. Wel vernietigde het hof de boete vanwege de afwezigheid van alle schuld. Het hof wees het betoog van de inspecteur, dat een beroep op afwezigheid van alle schuld moest worden verworpen omdat de kennis en wetenschap van de ingeschakelde adviseur aan de exploitant moest worden toegerekend, af. Volgens het hof heeft de exploitant voldoende aannemelijk gemaakt dat hij in de gegeven omstandigheden alle in redelijkheid van hem te vergen zorg heeft betracht om een juiste aangifte te doen.

Bron: Mon, 30 Aug 2021 11:11:36 +0100
Share This