Verdeling belastingdruk partners

jun 2, 2021 | Kantoornieuws

Naar aanleiding van berichten in de media dat een op de vier belastingbetalers meer betaalt dan nodig is, zijn Kamervragen gesteld. De staatssecretaris van Financiën heeft bij de beantwoording daarvan een uiteenzetting gegeven over de verdeling van gemeenschappelijke inkomensbestanddelen, de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen en de als voorheffing in aanmerking te nemen geheven dividendbelasting tussen fiscale partners. De partners kunnen deze bedragen onderling verdelen in iedere gewenste verhouding, mits in totaal maar 100% van de betreffende bedragen in de aangiften van de fiscale partners wordt verwerkt. De in de aangiften gemaakte keuze kan gewijzigd worden tot het moment waarop beide aanslagen onherroepelijk vaststaan. Dit is het moment waarop geen bezwaar, beroep, hoger beroep of cassatie meer mogelijk is tegen de aanslag.

In de Wet IB 2001 worden de volgende inkomensbestanddelen als gemeenschappelijk aangemerkt:

  • het belastbare inkomen uit eigen woning;
  • het inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2);
  • uitgaven voor onderhoudsverplichtingen;
  • uitgaven voor specifieke zorgkosten;
  • weekenduitgaven voor gehandicapten;
  • scholingsuitgaven;
  • giften;
  • nog niet verrekende persoonsgebonden aftrek over vorige jaren.

Het aangifteprogramma maakt inzichtelijk wat de gevolgen zijn voor de hoogte van de belastingaanslag van een gekozen verdeling. De Belastingdienst houdt niet bij waarom fiscale partners afwijken van een optimale verdeling. Wel controleert de Belastingdienst of de verdeling tussen fiscale partners voor 100% wordt toegepast.

In de Wet IB 2001 is uitdrukkelijk bepaald dat fiscale partners de onderlinge verdeling niet meer kunnen aanpassen als de aanslagen onherroepelijk vaststaan. Daarom is een wijziging van de verdeling uitgesloten van de mogelijkheid om via ambtshalve vermindering van aanslagen daarop terug te komen.

Bron: Wed, 02 Jun 2021 10:29:50 +0100
Share This