De Hoge Raad heeft een eerdere uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden over de toepassing van de arbeidskorting in stand gelaten. De belanghebbende stelde dat het onderscheid tussen werkenden en niet-werkenden voor de toepassing van de arbeidskorting leidt tot verboden discriminatie. De belanghebbende ontving uitsluitend AOW en een aanvullend pensioen, maar had geen inkomen uit tegenwoordige arbeid. De inspecteur had de aanslag conform de aangifte van de belanghebbende opgelegd, zonder arbeidskorting.
De wetgever heeft een ruime beoordelingsvrijheid bij het maken van onderscheid tussen werkenden en niet-werkenden. Het doel van de arbeidskorting, namelijk het stimuleren van arbeidsparticipatie, is een gerechtvaardigde doelstelling. De wetgever heeft niet evident onredelijk gehandeld door de arbeidskorting alleen toe te kennen aan werkenden.